Aanvragen vrijstelling voor gewasbeschermingsmiddelen

De sector kan een verzoek indienen voor een vrijstelling voor het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel. Dit verzoek gaat via het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) op basis van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Via art.38.wgb@minlnv.nl vraagt u een aanvraagformulier aan voor een vrijstelling. De Coördinatoren Effectief Middelenpakket (CEMPs) bij de directie Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit (PAV) van het ministerie van LNV dienen de aanvragen in.

De vrijstelling houdt in dat een niet-toegelaten middel tijdelijk (120 aaneengesloten dagen) gebruikt mag worden als:

  • er sprake is van gevaar voor de teelt
  • er bijzondere omstandigheden zijn
  • het gevaar niet op een alternatieve wijze bestreden kan worden

De NVWA coördineert de behandeling van de aangevraagde vrijstellingen.

Als 1e onderdeel van de behandelprocedure stelt de NVWA een landbouwkundige onderbouwing op; voldoet de aanvraag aan de landbouwkundige criteria waarop een vrijstelling mag worden verleend? Als de NVWA tot een positief oordeel komt ('positieve landbouwkundige onderbouwing'), wordt het Ctgb gevraagd een risicobeoordeling uit te voeren. De uiteindelijke besluitvorming ligt bij het ministerie van LNV (met medeparaaf van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat) en in sommige gevallen van andere departementen.  

De toegekende vrijstellingen staan in de Staatscourant.