Paardenpaspoort

Alle paarden (behalve veulens jonger dan 6 maanden) moeten een paardenpaspoort en een chip hebben. Paarden met een paspoort van voor 1 juli 2009 mogen in plaats van een chip ook beschikken over een DNA-profiel of een ingetekende schets. In het paardenpaspoort moet een hoofdstuk ‘Medische behandelingen’ staan, met gegevens over medicijngebruik. Deze gegevens zijn nodig om te kunnen bepalen of een paard mag worden geslacht voor menselijke consumptie. Het paardenpaspoort moet altijd in de buurt van het paard zijn. Een kopie volstaat niet. Tijdens een controle moet het paspoort direct getoond kunnen worden. De houder van het paard (degene die het paard verzorgt, bijv. pensionhouder of staleigenaar) is verantwoordelijk voor het tonen van het paspoort. Als de houder van het paard het paspoort niet kan tonen, krijgt die een waarschuwing of proces-verbaal op naam (en niet de eigenaar).

Maatregelen bij overtredingen

Bij overtredingen van de Regeling identificatie en registratie van dieren kan de NVWA proces-verbaal opmaken.