Wanneer geeft de NVWA een met Ralstonia solanacearum besmet bedrijf weer vrij

De NVWA geeft een bedrijf vrij nadat de volgende handelingen zijn uitgevoerd:

  • Alle onderzoeken zijn uitgevoerd en de uitslagen van de monsters zijn bekend;
  • Alle opgelegde maatregelen zijn uitgevoerd;
  • De ruimtes zijn leeg, gereinigd en ontsmet;
  • De NVWA heeft deze handelingen geconstateerd en gecontroleerd.

Daarna volgt een periode van monitoring op rozenvermeerderingsbedrijven en op rozenteeltbedrijven. Deze periode omvat een groot deel van 2016.

Zoeken naar bron

De NVWA heeft onderzocht of de besmettingen in roos en in enkele andere gewassen (in curcuma, tomaat en anthurium uit 2014 en 2015) met elkaar samenhangen. Uit verschillende besmette monsters is het DNA-profiel van het isolaat van de bacterie bepaald. Voor roos ging het om monsters van de eerste 3 besmette bedrijven.

De eerste resultaten laten een onderlinge verwantschap zien tussen de isolatenĀ in roos, maar geen verwantschap met de isolaten uit andere gewassen. Er zijn dus geen aanwijzingen voor een samenhang tussen de besmettingen in roos en die in andere gewassen.

De NVWA onderzoekt vanaf januari 2016 nog meer isolaten uit besmette monsters van roos en van water. Bij het speuren naar de bron van de besmetting heeft de NVWA ook monsters genomen bij enkele bedrijven in Kenia. In deze monsters is geen Ralstonia solanacearum gevonden.

Enkele betrokken bedrijven gaven aan dat een biologische bestrijder misschien de bron kon zijn. De besmette bedrijven gebruikten het middel. De NVWA heeft hier onderzoek naar gedaan, ook al was de biologische bestrijder een onwaarschijnlijke besmettingsbron. In het middel is niets aangetroffen. Er is dus geen enkele aanwijzing dat dit een bron kan zijn.

De NVWA heeft besmettingen en verdenkingen aangetroffen in de bedekte teelt (onder glas). Er is geen reden om aan te nemen dat andere vormen van roos (bijvoorbeeld de buitenteelt) besmet zijn.