Advies van BuRO over de inrichting van een landelijk monitoringsprogramma van uitheemse rivierkreeften

Als monitoring onderdeel wordt van de beheersingsaanpak van uitheemse rivierkreeften, vergroot dan draagvlak voor landelijke monitoring bij de waterbeheerders. En ontwikkel een landelijke standaard voor rivierkreeftenmonitoring waarin de inschatting van de risico’s van rivierkreeften voor inheemse biodiversiteit en watergebonden infrastructuur wordt meegenomen. Deze adviezen geeft bureau Risicobeoordeling & onderzoek (BuRO) aan de Directeur Natuur van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN).

Aanleiding

Uitheemse rivierkreeften veranderen de waterkwaliteit en brengen schade toe aan de inheemse biodiversiteit, watergangen en watergebonden infrastructuur. Overheden en particulieren worden in toenemende mate geconfronteerd met de schade door deze invasieve exoten. De verwachting is dat deze schade zal toenemen naarmate verschillende soorten rivierkreeften zich verder verspreiden.

Hoewel er veel onderzoek plaatsvindt naar uitheemse rivierkreeften ontbreekt de kennis om de juiste beheersmaatregelen te treffen. Er is met name een onvolledig beeld over de dichtheden van uitheemse rivierkreeften, de schade die ze daadwerkelijk veroorzaken en de relatie hiertussen. Monitoring van uitheemse rivierkreeften gebeurt momenteel op verschillende manieren. Er is geen overzicht van bestaande monitoringsprogramma’s en er ontbreekt een samenhangende visie op hoe een landelijk monitoringsprogramma ingericht kan worden om de risico’s van uitheemse rivierkreeften in te kunnen schatten.

Beantwoording van de vraag

De risico’s van uitheemse rivierkreeften kunnen per soort en per watersysteem verschillen. Voor een landelijk monitoringsprogramma is het daarom van belang dat een zo groot mogelijk deel van Nederland wordt meegenomen bij de monitoring en dat de meetlocaties evenwichtig verdeeld zijn over gebieden die variëren in aantal rivierkreeften en in bodemtypen en habitatkenmerken.

Voor het inrichten van een landelijk monitoringsprogramma waarbij risico’s ingeschat worden, heeft BuRO 9 randvoorwaarden als richtlijn geformuleerd:

  • het gebruik van een gestandaardiseerde methode bij alle deelnemende waterbeheerders
  • landelijke dekking van meetlocaties
  • een evenwichtige verdeling van meetlocaties over gebieden met en zonder rivierkreeften
  • een evenwichtige verdeling van meetlocaties over gebieden met verschillende bodemtypen en habitatkenmerken
  • het opnemen van biologische, fysisch-chemische en fysieke omgevingsparameters
  • het gebruik van een bemonsteringsprotocol geschikt om de (relatieve) dichtheid van rivierkreeften in te schatten
  • het gebruik van een bemonsteringsprotocol geschikt voor alle rivierkreeftsoorten
  • het gebruik van een bemonsteringsprotocol geschikt om trends te bepalen
  • toegankelijke ontsluiting van monitoringsgegevens die openbaar te raadplegen zijn