Gewasbeschermingsmiddelen en andere middelen in de land- en tuinbouw
Werkt u in de land- of tuinbouw? En gebruikt u gewasbeschermingsmiddelen, biologische bestrijders, biostimulanten of andere middelen op uw bedrijf? Zorg dat u weet wat de verschillen tussen deze middelen zijn. En hoe u de middelen moet toepassen.
Wel of geen gewasbeschermingsmiddel… waarom is het belangrijk om dat te weten?
Middelen die in land- en tuinbouw worden gebruikt verschillen qua samenstelling, werking en regelgeving. Gewasbeschermingsmiddelen bevatten bijvoorbeeld (vaak) giftige stoffen. Daarom mogen ze alleen worden gebruikt als ze zijn goedgekeurd en volgens strenge voorschriften worden toegepast. Middelen als biostimulanten hebben een andere werking en ook de regelgeving is anders.
Als u als boer of tuinder verschillende middelen door elkaar haalt of verkeerd gebruikt, kan dat ernstige gevolgen hebben. Het kan leiden tot schade aan het gewas, vervuiling van het milieu en gevaar voor de gezondheid van mens en dier.
Controleer daarom altijd om wat voor middel het gaat, of u het middel wel mag gebruiken en hoe u dat moet doen.
Gewasbeschermingsmiddelen
Gewasbeschermingsmiddelen beschermen planten of plantaardige producten. Dat kan op verschillende manieren:
- Ze bieden bescherming tegen insecten, schimmels en andere schadelijke organismen.
- Ze vernietigen onkruid.
- Ze beïnvloeden de groei van planten, bijvoorbeeld door groei te stimuleren of juist ongewenste groei te voorkomen of te beperken.
- Ze zorgen ervoor dat plantaardige producten langer houdbaar zijn.
Soorten gewasbeschermingsmiddelen: chemische middelen én groene of biologische middelen
Gewasbeschermingsmiddelen bevatten vaak chemische stoffen. Maar er komen steeds meer gewasbeschermingsmiddelen op basis van micro-organismen (zoals schimmels en bacteriën) en planten- en kruidenextracten op de markt. Deze middelen worden ook wel biologische of groene middelen genoemd, hoewel dit geen officiële benamingen zijn.
Net als chemische middelen kunnen groene of biologische middelen giftig zijn en risico’s opleveren bij gebruik. Ook bij deze middelen is het dus erg belangrijk dat u ze gebruikt volgens het gebruiksvoorschrift.
Belangrijkste voorwaarde: middel moet zijn toegelaten
In Nederland mogen alleen gewasbeschermingsmiddelen worden verkocht en gebruikt die tot de Nederlandse markt zijn toegelaten door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Dit geldt dus ook voor groene of biologische middelen.
Hieraan kunt u toegelaten gewasbeschermingsmiddelen herkennen:
- Op het etiket en de verpakking staan teksten in de Nederlandse taal.
- Op het etiket en de verpakking staat een toelatingsnummer. Dit bestaat uit 4 of 5 cijfers en eindigt op een N.
Toegelaten middelen staan in de toelatingen databank van het Ctgb met naam van het middel en het toelatingsnummer. Hier ziet u ook waarvoor u het middel mag gebruiken en hoe u het middel moet toepassen.
Andere voorwaarden
Er gelden nog andere voorwaarden voor de verkoop en het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Zowel voor de verkoop als voor de aankoop en het gebruik van professionele gewasbeschermingsmiddelen moet u beschikken over een vakbekwaamheidsbewijs.
Voor particulieren zijn er niet-professionele gewasbeschermingsmiddelen. Zij hebben geen vakbekwaamheidsbewijs nodig om deze middelen te kopen of te gebruiken.
Mag ik basisstoffen gebruiken als gewasbeschermingsmiddel?
Voedingsmiddelen als bier, natuurazijn en zonnebloemolie kunnen ook gebruikt worden om planten te beschermen. En dat geldt voor wel meer producten die voor een ander doel op de markt zijn gebracht. Maar het gebruik is alleen toegestaan als de Europese Commissie zo’n product heeft goedgekeurd als basisstof.
In de toelatingen databank van het Ctgb kunt u zien waarvoor u basisstoffen mag gebruiken en hoe u ze moet gebruiken. Bier mag u bijvoorbeeld gebruiken tegen slakken, natuurazijn mag u gebruiken om onkruid te bestrijden.
Let op: een basisstof mag wel gebruikt maar niet verkocht worden als gewasbeschermingsmiddel. Ziet u dat dit toch gebeurt? Dan kunt u dit bij ons melden.
Basisstoffen mogen ook buiten de land- en tuinbouw worden toegepast. Particulieren kunnen ze dus ook gebruiken.
Andere middelen in de land- en tuinbouw
Boeren en tuinders gebruiken naast gewasbeschermingsmiddelen ook veel andere typen middelen. Bijvoorbeeld biociden, biostimulanten en natuurlijke vijanden en andere biologische bestrijders.
Biociden
Biociden zijn geen gewasbeschermingsmiddelen. Ze bestrijden wel bacteriën en andere schadelijke organismen, maar worden niet gebruikt op planten, gewassen en plantaardige producten. U mag er dus geen organismen mee bestrijden die planten aantasten. Voorbeelden van biociden zijn ontsmettingsmiddelen en ongediertebestrijdingsmiddelen.
Voor biociden geldt ook dat ze alleen gebruikt en verkocht mogen worden als ze zijn toegelaten. U kunt in de toelatingenbank van het Ctgb opzoeken of een biocide is toegelaten.
Kijk voor meer informatie op de pagina over biociden.
Biostimulanten
Biostimulanten zijn geen gewasbeschermingsmiddelen. Ze worden wel op planten en gewassen toegepast. Biostimulanten bevatten stoffen of micro-organismen die zorgen voor het volgende:
- Gewassen gebruiken voedingsstoffen efficiënter.
- Gewassen kunnen beter tegen slechte omstandigheden, zoals droogte, een bodem met een hoog zoutgehalte of extreme temperaturen.
- Voedingsstoffen in de bodem worden beter beschikbaar voor de gewassen.
- Bepaalde kwaliteitskenmerken van een plant, zoals geur en smaak, worden versterkt.
Omdat biostimulanten geen gewasbeschermingsmiddelen zijn, mogen ze ook niet zo worden aangeprezen. Een fabrikant mag bijvoorbeeld niet zeggen dat het middel ziekten en plagen bestrijdt of hiertegen beschermt. Ziet u toch dit soort claims bij een biostimulant? Dan kunt u dit bij ons melden.
Biostimulanten vallen onder de Europese meststoffenverordening (EU 2019/1009), ook al zijn geen meststoffen.
Natuurlijke vijanden en andere biologische bestrijders
Natuurlijke vijanden en biologische bestrijders vallen niet onder gewasbeschermingsmiddelen. Ze worden wel ingezet om planten te beschermen en ziekten en plagen te bestrijden, en dit gebeurt steeds vaker. Het gaat bijvoorbeeld om sluipwespen, roofmijten en nematoden (aaltjes).
U mag natuurlijke vijanden en andere biologische betrijders inzetten als ze niet schadelijk zijn voor onze inheemse planten en dieren. Welke soorten dat zijn leest u in bijlage VIIb van de Omgevingsregeling. U mag deze soorten zowel in de kassen als buiten inzetten.
Wilt u een soort gebruiken die niet op de lijst staat? Dan kunt u een ontheffing aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).