Regelgeving aardappelmoeheid

De regelgeving voor aardappelmoeheid is veelomvattend. Het meest in het oog springende element is de eis voor een grondonderzoek. Die komt voort uit EU-regelgeving en uit de voorwaarden die gelden voor export.

Grondonderzoek

Als teler van uitgangsmateriaal moet u in veel gevallen uw percelen laten onderzoeken op de aanwezigheid van aardappelmoeheid, voordat u gaat poten of planten. Hoe dit precies in zijn werk gaat, verschilt per gewasgroep. Meer informatie vindt u op de websites van

De NAK voert het grondonderzoek uit.

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1192

Met ingang van 15 juli 2022 geldt nieuwe regelgeving voor aardappelmoeheid. Die is vastgelegd in Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1192 en vervangt de Bestrijdingsrichtlijn Aardappelmoeheid (richtlijn 2007/33/EG).

Daarnaast geldt Verordening (EU) 2019/2072. Hierin is de quarantainestatus van de nematoden Globodera rostochiensis en Globodera pallida vastgelegd en wordt aangegeven welke eisen voor deze organismen gelden bij import en teelt in de EU.

Toezicht gaat gelden vanaf de teelt van 2023

De nieuwe EU-verordening bevat op hoofdlijnen veel dezelfde voorwaarden als de eerdere EU-bestrijdingsrichtlijn. Toch zijn er nieuwe of gewijzigde verplichtingen. Omdat het voor u als teler en voor ons onmogelijk is alle veranderingen meteen toe te passen, houden wij pas toezicht op de veranderingen bij de teelt van 2023.

Meer informatie over de veranderingen vindt u de komende tijd op deze website en in onze berichten.

Achtergrond

De EU-regelgeving onderscheidt 3 groepen gewassen voor wat betreft het risico op verspreiding van aardappelmoeheid. Dit zijn:

  • pootaardappelen en uitgangsmateriaal van andere waardplanten van aardappelmoeheid
  • een groep uitgangsmaterialen die veelal in rotatie met aardappelen worden geteeld: de licht gereguleerde gewassen
  • overige gewassen, waaronder de boomkwekerijproducten en vaste planten

Op de pagina Gereguleerde gewassen vindt u een volledige opsomming van waardplanten en licht gereguleerde gewassen.

De belangrijkste onderwerpen waarover de lidstaten van de EU afspraken hebben gemaakt in de Uitvoeringsverordening 2022/1192 zijn:

  • de gewassen die risico met zich meedragen voor verspreiding van aardappelmoeheid
  • de criteria om risicovolle gewassen te mogen telen en/of verhandelen
  • de grootte van het grondmonster (1500 ml/ha met mogelijkheden voor een verlaagde intensiteit)
  • regels voor het opleggen en opheffen van besmetverklaringen
  • regels voor het uitvoeren van onderzoek met consumptie- en zetmeelaardappelen om vast te stellen of er sprake is van aardappelmoeheid
  • regels voor de inzet van voldoende resistente rassen van consumptie- en zetmeelaardappelen op besmet verklaarde percelen
  • regels voor veilige afzet van besmette tarragrond en andere reststromen door aardappelverwerkende bedrijven
  • regels voor het schoonmaken van machines die op een besmet verklaard terrein zijn gebruikt
  • regels voor het onderzoeken van het resistentieniveau van aardappelen

Risicogewassen

Risicogewassen zijn:

  • pootaardappelen
  • uitgangsmateriaal van andere waardplanten van aardappelmoeheid
  • een groep uitgangsmaterialen die veelal in rotatie met aardappelen worden geteeld (licht gereguleerde gewassen)

Voor pootaardappelen en uitgangsmateriaal van andere waardplanten is altijd grondonderzoek van het perceel nodig. Voor de andere gewassen zijn er alternatieve opties.

Nationale regelgeving

Nederland kent ook nationale regelgeving voor aardappelmoeheid. Deze regelingen vielen voorheen onder de regelgeving (‘Teeltvoorschriften’) van het Productschap Akkerbouw (verordening wratziekte 2008). Sinds het opheffen van de productschappen is deze regelgeving opgenomen in de Regeling bestrijding schadelijke organismen.

Op de pagina's Teeltvoorschrift aardappelmoeheid en Teeltvoorschrift AM vrije teelt vindt u de volledige dossiers.

Export

Landen die aardappelen importeren uit Nederland eisen dat deze aardappelen vrij zijn van aardappelmoeheid. Wij geven hiervoor verklaringen af in de vorm van een fytosanitair certificaat. Voor een aantal bestemmingen zijn (extra) monsternames nodig om aan de eisen te kunnen voldoen, zie Export planten, groenten, fruit, plantaardige producten.