Advies van BuRO over de risico's in de oestersector op introductie en verspreiding van (invasieve) exoten

De Nederlandse oestersector bestaat uit circa 28 actieve bedrijven en zij bevinden zich alle in Zeeland, met Yerseke als hoofdstad van de sector.

De broed- en kweekpercelen liggen in de Natura 2.000 gebieden de Oosterschelde en het Grevelingenmeer. Deze oesters zijn bestemd voor de handel en consumptie.

Een oesterkweek staat de laatste jaren onderdruk door tegenvallende resultaten. Hiervoor zijn de Japanse oesterboorder (uitheems roofslakje) en het oesterherpes-virus (uitheemse virus) volgens de sector verantwoordelijk. Beide betekenen een economisch risico voor de oestersector. Zeker nu al vanaf 2016 door natuurlijke oorzaken de hoeveelheid halfwas-oesters en oesterbroed bijzonder klein is.

Naast het economisch risico is er een ecologisch risico! Met de oesterbewegingen kunnen namelijk exoten worden geïntroduceerd en/of verspreid. De oesterboorder en het oesterherpesvirus zijn hier schoolvoorbeelden van. Deze exoten kunnen de natuurdoelstellingen van deze gebieden aantasten. Dit advies brengt in kaart welke bewegingen risicovol zijn en geeft aan wat er moet gebeuren om de introductie en verspreiding van uitheemse soorten (exoten) te verkleinen. Dit zal voor de oester- en mosselsector op langtermijn van belang zijn. Zij zijn immers voor de kweek en handel gebaat bij een goed functionerend ecosysteem (robuuste natuur).

De Nederlandse Oestervereniging (NOV) behartigt de belangen van de kwekers en handelaren. Samen met o.a. natuurorganisaties, de oester- en mosselbedrijven, provincie en het rijk wordt beleid ontwikkeld om te zorgen voor zo min mogelijk gevaren voor de natuur waarin economische activiteiten kunnen blijven renderen.