Nationaal Plan Diervoeders

De NVWA controleert of diervoeder veilig is. Daar stellen we jaarlijks een plan voor op. Bovendien publiceren we onze inspectieresultaten. Hoe ziet ons monitoringsplan eruit? Welke rol speelt het WFSR (Wageningen Food Safety Research) hierbij?

De NVWA controleert via steekproeven of partijen diervoeders en diervoedergrondstoffen voldoen aan de wettelijke normen voor:

  • ongewenste stoffen
  • verboden stoffen
  • residuen van bestrijdingsmiddelen en
  • richtwaarden voor mycotoxinen

In het Nationaal Plan Diervoeders staat wat voor soort monsters we nemen, hoe vaak we dat doen en welke analyses we uitvoeren.

Risicogerichte monitoring

Het plan is gebaseerd op risicogerichte monitoring. Dat betekent dat we vooral controleren op plekken waar de risico’s het grootst zijn.

De NVWA baseert zich hierbij op trendanalyses van ongewenste stoffen van het  WFSR. We maken ook gebruik van het ‘Model Statistische onderbouwing Nationaal Plan Diervoeders van de WUR’ en van een model voor risicogebaseerde monitoring van Science Direct (Engelstalig).

We houden bij ons toezicht zoveel mogelijk rekening met resultaten van de monitoringsprogramma’s uit voorgaande jaren, de eigen monitoringsplannen van de diervoedersector en de wettelijke normen voor de stoffen dioxines, aflatoxine B1, DON en zware metalen.

De NVWA draagt met het Nationaal Plan Diervoeders ook bij aan het in Europees verband verzamelen van analyseresultaten via EFSA. De resultaten van het Nationaal Plan Diervoeders worden jaarlijks gerapporteerd.

Werkwijze monstername

De monsters worden genomen door de NVWA en geanalyseerd door het WFSR overeenkomstig de Europese verordening betreffende de bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders: Verordening (EG) nr. 152/2009