Maatregelen bij vondst Meloidogyne chitwoodi of Meloidogyne fallax

U vindt hier de maatregelen die de NVWA neemt bij pootgoed, bloembollen, vaste planten en boomkwekerijproducten bij vondsten van M. chitwoodi en M. fallax. Bovendien leggen we uit hoe wij ervoor zorgen dat dit schadelijke organisme zich niet verder verspreid.

Wanneer er in officieel onderzoek van de NVWA of keuringsdiensten een vondst wordt gedaan van maïswortelknobbelaaltjes (M. chitwoodi of M. fallax), dan geldt voor het gebied rondom de vondst dat in het volgende teeltjaar de pootgoedteelt getoetst wordt op aanwezigheid van M. chitwoodi en M. fallax om vast te stellen of deze aaltjes verder zijn verspreid.

Rondom de vondst wijst de NVWA gebieden aan waar binnen, vanaf het eerstvolgende teeltjaar maatregelen, gaan gelden. Meer informatie over de manier waarop een dergelijk gebied wordt afgebakend vindt u op de pagina Beleid voor gebiedsaanwijzing.

Gevolgen vondst Meloidogyne chitwoodi/fallax voor pootgoed

Pootgoedpartijen, die besmet zijn met M. chitwoodi of M. fallax verliezen de pootgoedstatus. Bij een vondst in een uit meerdere pootgoedpartijen samengesteld monster, geldt het verlies van pootgoedstatus voor alle partijen in het monster. Voor besmet bevonden partijen geldt de mogelijkheid van afzet als consumptieaardappelen of veevoer. Dit vindt onder officieel toezicht plaats, waarbij beperkingen gelden.

Let op: Pootgoed dat chemisch behandeld is, vormt bij het bestemmen als veevoeder een risico voor dieren en mogelijk in een later stadium voor de volksgezondheid (denk aan residuen in vlees en melk). Behandelde knollen zijn niet meer voor dierlijke of menselijke consumptie geschikt. Na een vondst van M. chitwoodi of M. fallax in een partij pootaardappelen vindt er een verscherpte, inspectie door de NVWA plaats. Deze inspectie wordt uitgevoerd op partijen - die geheel of gedeeltelijk in het handelsverkeer worden gebracht - van dezelfde productieplaats. Het onderzoek beperkt zich daarbij tot de partijen die op dezelfde kavel (provincie Flevoland en de Wieringermeer) of op hetzelfde perceel of aangrenzende percelen zijn gegroeid (overige gebieden). Per partij worden (minimaal) 200 knollen ‘geschild’ en met een PCR-toets onderzocht.

Gevolgen vondst Meloidogyne chitwoodi/fallax voor bloembollen, vaste planten en boomkwekerijproducten

Wanneer uit de toetsing blijkt dat voortkwekingsmateriaal besmet is met M. chitwoodi of M. fallax, dan mag het niet meer als voortkwekingsmateriaal verhandeld worden. Aangetaste delen van partijen moeten vernietigd of behandeld worden als hiervoor effectieve methoden beschikbaar zijn (eventueel in combinatie met restricties voor afzet). Het is daarnaast soms mogelijk besmette bloembollen opnieuw op het besmette terrein te planten voor de bloemproductie.

Inspecties door NAK binnen aangewezen gebieden

In de gebieden die officieel zijn aangewezen, voert de NAK jaarlijks gerichte inspecties uit op pootaardappelen. De NVWA stelt hiertoe de kaarten van de aangewezen gebieden ter beschikking aan de NAK. De NAK neemt na de oogst van alle pootgoedpartijen een monster voor onderzoek op bruinrot (Ralstonia solanacearum) en ringrot (Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus) en nacontrole op aardappelvirussen. Dit zogenaamde combimonster wordt ook gebruikt voor onderzoek op M. chitwoodi en M. fallax. Dit onderzoek vindt alleen plaats indien de partij is geteeld binnen een aangewezen gebied én geheel of gedeeltelijk bestemd is voor afzet in het handelsverkeer. Partijen die geheel bestemd zijn voor verdere vermeerdering op het eigen bedrijf vallen niet onder de onderzoekplicht. De teler wordt gevraagd aan te geven wat de plannen zijn voor afzet.

Inspecties door BKD en Naktuinbouw binnen aangewezen gebieden

Ook ander voortkwekingsmateriaal, zoals bloembollen, vaste planten en boomkwekerijgewassen, moet vrij zijn van M. chitwoodi en M. fallax. Voor uitgangsmateriaal van andere waardplanten van beide nematoden wordt, voor zover mogelijk, door de BKD of Naktuinbouw een verscherpte inspectie uitgevoerd. Bepalend hierbij is de symptoomexpressie van beide nematoden.

Bij bloembollen zijn de symptomen alleen goed te herkennen bij dahlia en gladiool. Telers binnen aangewezen gebieden krijgen te maken met verscherpte inspecties op basis van een risicobenadering door de BKD. De BKD voert hiertoe veldinspecties uit, waarbij ze de bollen visueel inspecteren op de aanwezigheid van aaltjes. Vertoont een monster symptomen van M. chitwoodi of M. fallax, dan wordt dit monster voor verder onderzoek opgestuurd naar de NVWA. Met een PCR-onderzoek wordt vastgesteld of het deze nematode(n) betreft.

Vaste planten en boomkwekerijgewassen binnen aangewezen gebieden die vatbaar zijn voor M. chitwoodi en/of M. fallax worden verscherpt gecontroleerd. Beide nematoden veroorzaken in het algemeen kleine tot zeer kleine knobbels aan de wortels van het gewas. De controles worden uitgevoerd door Naktuinbouw.

Inspecties door NAK buiten aangewezen gebieden

Als garantstelling onder het plantenpaspoort voor pootaardappelen worden buiten de aangewezen gebieden gemiddeld 1 partij per pootgoedbedrijf per jaar getoetst op de aanwezigheid van M. chitwoodi en M. fallax.