Erkenning of registratie voor levensmiddelenbedrijven
Bent u actief in de productie, de bereiding, de opslag, de handel of het transport van levensmiddelen? Dan moet u uw bedrijf bij de NVWA registreren. Produceert u producten van dierlijke oorsprong, of werkt u met deze producten? Dan moet u zeer waarschijnlijk een erkenning aanvragen. Een erkenning weegt zwaarder dan een registratie.
Heb ik een registratie of erkenning nodig?
De verplichte registratie geldt voor alle bedrijven die werken met levensmiddelen. Bedrijven die werken met producten van dierlijke oorsprong hebben in veel gevallen een erkenning van ons nodig. Dit geldt zowel voor onverwerkte als verwerkte producten van dierlijke oorsprong. Maar niet voor honing en insecten.
Moet u een erkenning aanvragen, maar heeft u dit nog niet gedaan? U mag dan niet werken met producten van dierlijke oorsprong.
Check per activiteit
U moet per activiteit controleren of een erkenning nodig is. U kunt voor verschillende activiteiten meerdere erkenningssoorten nodig hebben. Bijvoorbeeld als u zowel filet americain, garnalenwraps als gehaktbroodjes maakt.
Bekijk hieronder de 4 uitzonderingen. En de en de voorbeeldsituaties onderaan deze pagina.
Meestal moeten bedrijven die met producten van dierlijke oorsprong werken een erkenning aanvragen. Er zijn een aantal situaties waarin u geen erkenning nodig heeft, maar kunt volstaan met een registratie.
Let op! Is uw bedrijf al erkenningsplichtig voor uw hoofdactiviteit met producten van dierlijke oorsprong? Dan gelden deze uitzonderingen niet. U moet dan aanvullende erkenningen aanvragen voor alle andere activiteiten die u doet. Dus ook als het om marginale, beperkte en plaatselijke activiteiten gaat.
U levert als producent actief in de primaire sector kleine hoeveelheden primaire producten rechtstreeks aan:
de eindverbruiker (de consument), of
de plaatselijke detailhandel (binnen dezelfde of een aangrenzende gemeente) die rechtstreeks aan de consument levert.
Primaire producten zijn:
rauwe melk vanuit de (kaas)boerderij
eieren
kleine hoeveelheden vlees van op het landbouwbedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Deze uitzondering geldt ook voor jagers die kleine hoeveelheden vrij wild of vlees van vrij wild rechtstreeks leveren. Voor deze groep geldt niet dat ze alleen mogen leveren binnen dezelfde of aangrenzende gemeente.
Uw bedrijf maakt samengestelde producten met zowel ingrediënten van plantaardige oorsprong als verwerkte producten van dierlijke oorsprong (VPDO). Denk bijvoorbeeld aan: de bereiding van salades met ingeblikte tonijn, maaltijden met gegaard ingekocht vlees, of pizza’s met kaas en salami.
Let op: deze uitzondering geldt niet als u gebruikmaakt van onverwerkte producten van dierlijke oorsprong voor het maken van samengestelde producten. Denk bijvoorbeeld aan: de bereiding van salades of maaltijden met vlees of vis die u rauw inkoopt, of pizza’s met rauw gehakt.
Uw bedrijf is actief in de detailhandel, en u gebruikt of verwerkt producten van dierlijke oorsprong op de plaats van verkoop of levering. Ook als uw producten daar worden opgeslagen.
Onder detailhandel vallen: cateringdiensten, bedrijfskantines, institutionele maaltijdvoorziening in bijvoorbeeld ziekenhuizen en gevangenissen, distributieterminals, restaurants en andere soortgelijke diensten voor voedselvoorziening, winkels, distributiecentra voor supermarkten en groothandelsbedrijven.
Dit betekent dat bijvoorbeeld een kleine slagerij die producten van vlees maakt, zoals saucijzenbroodjes en dit verkoopt aan de eindverbruiker (de consument) hiervoor geen erkenning nodig heeft.
U moet zich in dat geval wel houden aan de specifieke temperatuurvoorschriften zoals die staan in de Verordening (EG) 853/2004.
U levert producten van dierlijke oorsprong zowel rechtstreeks aan de consument, als ook aan andere detailhandelsbedrijven. U bent bijvoorbeeld een slager met een eigen winkel die ook aan horeca levert. En uw activiteit is een marginale, plaatselijke en beperkte activiteit.
Dit betekent dat u voldoet aan deze eisen:
U levert minder dan 150 kg PDO per week aan detailhandelaren. Het gaat om de hoeveelheid PDO dat u gebruikt. Niet om de hoeveelheid eindproduct. Bijvoorbeeld 150 kg gehakt verwerkt in saucijzenbroodjes.
Het aandeel PDO dat u levert aan de detailhandel is minder dan 30% van uw totale omzet.
U levert minder dan 500 kg PDO per week aan detailhandelaren.
De bedrijven die uw levering ontvangen liggen in Nederland. Of in de directe grensstreek met Nederland, maar wel in de directe omgeving van uw bedrijf. Dit geldt voor een afstand van maximaal 10-15 km.
Maatwerk
Het percentage van 30% en de maximale hoeveelheden van 150 dan wel 500 kg per week zijn indicatief en op basis van het jaargemiddelde. We kunnen hier vanaf wijken. Bijvoorbeeld als u seizoensgebonden producten levert en daardoor grote pieken en dalen heeft. Ga er bij twijfel vanuit dat u toch een erkenning nodig heeft en neem contact op met ons.
Geen uitzondering bij internationale handel
Levert u PDO aan andere detailhandels in andere EU-landen verder dan het directe grensgebied, of exporteert u naar niet EU-landen? Dan geldt deze uitzondering niet.
Geen uitzondering bij levering aan erkende bedrijven
U mag vanuit een niet-erkend bedrijf geen producten van dierlijke oorsprong leveren aan een erkend bedrijf, ongeacht de hoeveelheid. Dit geldt vooral voor detailhandelaren. U mag geen beroep doen op de uitzondering van marginaal, plaatselijk en beperkt als de ontvanger een erkend bedrijf is, want een erkend bedrijf is per definitie geen detailhandelaar.
Specifieke producten of soorten bedrijven
Bekijk ook in het overzicht hieronder wat eventueel aanvullend geldt voor uw bedrijf.
Producenten van kiemgroente
Producenten van kiemgroente moeten een erkenning aanvragen.
Slachthuizen en zelfslachtende slagers
Bedrijven die dieren slachten moeten altijd erkend zijn. Er geldt een uitzondering voor landbouwbedrijven in de primaire sector, die kleine hoeveelheden vlees van zelf geslacht pluimvee en lagomorfen rechtstreeks aan de eindverbruiker of aan de plaatselijke detailhandel leveren.
Koel- en vrieshuizen en groothandels
Koel- en vrieshuizen moeten in principe worden erkend. Er zijn echter een aantal situaties waar de geconditioneerde opslag van producten van dierlijke oorsprong niet onder de erkenningsplicht valt.
Bent u niet meer actief in de productie, de bereiding, de opslag, de handel of het transport van levensmiddelen? Of werkt u niet meer met PDO?
Trek overbodige registraties in. Gebruik hiervoor het formulier Registratie levensmiddelen. Geef aan dat u uw bedrijf wilt ‘Afmelden’. Gebruik voor elke vestiging een apart formulier.
De registratieplicht staat in artikel 6, lid 2, van de Verordening (EG) 852/2004. De eisen waaraan levensmiddelenbedrijven moeten voldoen zijn, afhankelijk van het productiestadium, opgenomen in bijlage I of II van de verordening.
De erkenningsplicht is opgenomen in artikel 6, lid 3, van de Verordening (EG) 852/2004, en artikel 4, van de Verordening (EG) 853/2004. De aanvullende eisen waaraan erkende levensmiddelenbedrijven moeten voldoen, afhankelijk van hun activiteiten, zijn opgenomen in de Verordening (EG) 853/2004 en in de bijlagen I t/m III.
Een slager (met slagerswinkel) rijdt tweemaal per week met 180 kg bestellingen langs een aantal horecabedrijven in de regio en aan het lokale filiaal van een supermarkt. De hoofdactiviteit is de winkel (80% van de omzet). De leveringen aan de horeca en retail zijn daarin marginaal, want het is maar een klein deel van de activiteiten van de slager. De leveringen zijn plaatselijk, want het vindt alleen in de regio plaats, dus in Nederland dan wel directe grensstreek. Tot slot is er sprake van een beperkte activiteit, want slechts een klein aantal bedrijven worden beleverd.
Geen erkenning. Dat het in de regio plaatsvindt is niet relevant voor de afweging.
Een slager (met slagerswinkel) levert vanuit zijn slagerij ook aan instellingen en ziekenhuizen. Gekeken moet worden naar de hoofdactiviteit: is dit het leveren aan de eindverbruiker (consument) via de winkel of het leveren aan instellingen en ziekenhuizen? Als de hoofdactiviteit is het leveren aan de eindverbruiker (als richtlijn: meer dan 70%), dan is de levering aan instellingen en ziekenhuizen daarmee marginaal (tot een maximum van 500 kg per week). Als de grens tussen hoofdactiviteit of nevenactiviteit moeilijk is vast te stellen, dan kan het als marginaal beschouwd worden als het een beperkte hoeveelheid in absolute zin betreft (minder dan 500 kg per week). Vervolgens moet bepaald worden of de levering plaatselijk is en of de activiteit beperkt is. Dat het in de regio plaatsvindt is niet relevant voor de afweging. De levering vindt plaats aan een klein aantal instellingen en ziekenhuizen in NL dan wel in de grensstreek, en het betreft slechts een paar producten uit het gehele assortiment: geen erkenning nodig.
Hetzelfde type bedrijf, maar dan met als nevenactiviteit 20% van de omzet zijnde 600 kg per week richting instellingen, zou wel een erkenning nodig hebben.
Met een productie van 200 kg per week die 40% van de omzet vertegenwoordigt, zou een erkenning ook nodig zijn.
Een grote visverwerker (20 man personeel, industrieel karakter, 5 koelwagens) zonder eigen winkel levert elke dag door heel Nederland vers, gefileerd en gemarineerde vis aan zorginstellingen. Zorginstellingen zijn weliswaar de laatste verbruiker van de levensmiddelen, maar de zorginstellingen gebruiken de levensmiddelen voor een levensmiddelenactiviteit (grootschalige bereiding in de keuken). Dit betekent dat een zorginstelling geen eindverbruiker is en de visverwerker daarom erkend moet zijn.
Bij levering aan horecabedrijven geldt op vergelijkbare wijze dat de horecabedrijven weliswaar de laatste verbruiker van de levensmiddelen zijn, maar ze gebruiken de levensmiddelen voor levensmiddelenexploitatie. Dit betekent dat een horecabedrijf geen eindverbruiker is en de visverwerker daarom erkend moet zijn.
Een slagersbedrijf heeft geen winkel en levert nagenoeg uitsluitend geportioneerd vlees voor de horeca, meer dan 150 kg per week. Het bedrijf levert niet aan de consument en moet dus erkend zijn.
Als het bedrijf minder dan 150 kg per week levert, dan is die activiteit te klein om een erkenning te rechtvaardigen, al is het 100% van de omzet.
Een bedrijf zonder winkel levert op bestelling het hele jaar door in heel Nederland barbecue- en gourmetpakketten op basis van (deels gegaard) vlees en vis af bij de consument thuis. De distributie wordt verzorgd door een externe bezorgdienst. Dit is de enige activiteit. Hiervoor is geen erkenning nodig, want uitsluitend rechtstreekse levering aan de consument. Zelfs als het bedrijf een eigen winkel bij heeft, dan nog is geen erkenning nodig omdat het ook in dat geval uitsluitend aan consumenten levert.
Een slagersbedrijf met een winkel (hoofdactiviteit, >70% van de omzet) levert daarnaast ook af en toe aan een paar horecabedrijven. Een aantal afleveradressen zit net over de grens, een paar kilometer vandaan. Geen erkenning: de bestelling aan horecabedrijven is marginaal (nevenactiviteit) en minder dan 500 kg per week, de directe grensstreek valt nog onder het begrip plaatselijk en het betreft een klein aantal horecabedrijven waardoor de activiteit ook beperkt is. Bij een productie van >500 kg per week of een omzet aan derden >30% zou het bedrijf wel een erkenning nodig hebben.
Een slagersbedrijf in Breda met een winkel (hoofdactiviteit) levert daarnaast ook tweemaal per week bestellingen af aan de horeca in Antwerpen. Dit is niet meer plaatselijk. Antwerpen valt niet onder de directe grensstreek vanuit Breda, dus een erkenning is nodig. Het is niet meer nodig om te toetsen of de activiteit marginaal en beperkt is. Hierbij moeten overigens wel de regels in het betreffende land (in dit geval België) in acht genomen worden.
Een groothandelsbedrijf voor de horeca heeft een vis- en slagerijafdeling die vis en vlees bewerkt (snijden, portioneren, (her)verpakken). Het groothandelsbedrijf levert een groot assortiment levensmiddelen (incl. vis en vlees) zowel aan andere bedrijven (horeca) als aan eindverbruikers (consumenten met een pasje).
Groothandelsbedrijven vallen onder de definitie van detailhandel. Bij deze bedrijven is het aandeel voor de horeca groter dan voor de eindverbruiker (de consumenten met een pasje). Immers, voor dergelijke groothandelsbedrijven geldt dat niet elke consument inkopen mag doen (door middel van pasjessysteem) en dus is het aandeel levering aan de horeca vele malen groter dan het aandeel levering aan de eindverbruiker. Als de visafdeling/slagerij van het groothandelsbedrijf levert aan de horeca en de activiteiten bestaan niet uitsluitend uit opslag en transport, dan zal de groothandel erkend moeten zijn. Er worden immers handelingen verricht met het oog op de levering van producten van dierlijke oorsprong aan andere detailhandelszaken die niet onder de uitzondering van groothandels vallen (artikel 1, lid 5, onder b van Verordening (EG) 853/2004).
Een horecagroothandel koopt geportioneerd vlees en vleesproducten in en verkoopt het door aan de horeca. Het gaat hierbij alleen om (gekoelde) opslag en transport van deze producten. Er worden geen verdere handelingen aan het vlees uitgevoerd. Daarvoor is geen erkenning nodig.
Een horecagroothandel gaat het vlees herverpakken en bestellingen op maat maken (snijhandelingen, overladen, portioneren, etc.). De producten worden afgezet in de horeca. Deze horecagroothandel moet wel erkend zijn, omdat de activiteiten niet alleen uit opslag en transport bestaan, maar er ook sprake is van vlees bewerking en/of verwerking.
Een horecagroothandel levert ook producten van dierlijke oorsprong aan een erkend vleesverwerkend bedrijf (bijvoorbeeld een erkende maaltijdenfabrikant). Dit is dus geen detailhandelsbedrijf, maar een industrieel bedrijf. Omdat de horecagroothandel in dit geval aan een erkend bedrijf levert, moet de horecagroothandel erkend zijn.
Een cateringbedrijf belegt broodjes, salades en eenvoudige kant-en-klare maaltijden met onder andere producten van dierlijke oorsprong (vleeswaren en kaas) en levert deze uit aan een groot bouwbedrijf. Het bouwbedrijf serveert deze broodjes aan zijn personeel in de kantine en op de bouwplaats.
Het cateringbedrijf heeft voor deze activiteit geen erkenning nodig. Het samenstellen en uitleveren van broodjes salades en kant-en-klare maaltijden met producten van dierlijke oorsprong wordt beschouwd als detailhandel. Cateringbedrijven vallen met hun activiteiten ook onder de definitie van detailhandel en zijn daarom niet erkenningsplichtig.
Zouden de broodjes met producten van dierlijke oorsprong bestemd zijn voor het buitenland (bijvoorbeeld een buitenlandse vliegtuigmaatschappij), dan moet de cateraar wel over een erkenning beschikken, als tenminste onverwerkte (‘rauwe’) producten van dierlijke oorsprong verwerkt worden.
Een kleine zelfslachtende slager levert wekelijks ca. 1000 kg vlees aan een erkende uitsnijderij en produceert daarnaast vleesproducten van een klein deel (zo’n 10 %) van het geslachte vlees. Deze vleesproducten (ca. 100 kg per week) zijn bestemd voor horecabedrijven. Heeft deze slachterij naast zijn slachterij-erkenning ook een vleesproductenerkenning nodig?
In deze casus heeft dit bedrijf ook een vleesproductenerkenning nodig. De geproduceerde vleesproducten zijn niet rechtstreeks voor de consument bestemd, maar voor derden, en het bedrijf is toch al erkend. Dat betekent dat deze activiteiten van de slachterij ook erkenningsplichtig zijn.
Een ambachtelijke slagerij maakt zelf in de bereidplaats op kleine schaal pasteien, worsten en vleesproducten op basis van rauw vlees. Ongeveer de helft van de producten wordt ter plaatse vanuit de eigen winkel verkocht en de andere helft van deze producten, ca. 50 kg in de week, wordt verkocht aan horecabedrijven in de directe omgeving.
Voor deze levering aan de plaatselijke horeca is geen erkenning nodig, hoewel het hier wel een levering aan derden betreft. Deze levering van ca. 50 kg vleesproducten in de week valt namelijk onder het begrip ‘marginaal, plaatselijk en beperkt’. Marginaal is immers een beperkt deel van de activiteiten, óf een kleine hoeveelheid levensmiddelen van dierlijke oorsprong in absolute termen. In dit geval is het weliswaar geen beperkt deel van de activiteiten (immers ca. 50% van de omzet), maar wel een kleine hoeveelheid in absolute termen, in ieder geval minder dan 150 kg. per week. Daarnaast wordt hierbij ook aan de andere voorwaarden van plaatselijk en beperkt voldaan. Deze ambachtelijke slagerij is uitgezonderd van de erkenningsplicht, en volstaat met een registratie.
Een slagersbedrijf maakt onder andere droge worst die uitsluitend op het bedrijf wordt vervaardigd en uitsluitend via de eigen winkel en een 2-tal eigen marktkramen in weekmarkten, boerenmarkt, enz. aan de eindverbruiker worden verkocht. Hiervoor is geen erkenning nodig, want er wordt niet aan derden geleverd: de eigen kramen worden niet gezien als ‘derden’.
Indien ditzelfde slagersbedrijf wekelijks meer dan 500 kg vlees verwerkt in droge worst of meer dan 30% van de omzet aan derden levert (bijvoorbeeld supermarkten, benzinestations, marktkramen van derden), dan valt dit niet meer onder de noemer marginaal en beperkte activiteit en zou deze slagerij een erkenning nodig hebben.
Een centrale keuken levert aan 8 restaurantfilialen verspreid over 3 provincies. De activiteiten bestaan uit het (voor)bereiden van producten van dierlijke oorsprong die aan de restaurants worden geleverd. Voor deze activiteiten (bijvoorbeeld bereiden van sushi, tomatensaus met gehakt, voorgaren van lasagnes…) is in beginsel een erkenning nodig (>500 kg vlees/vis verwerkt per week).
In hoofdlijnen kunnen zich 2 situaties voordoen:
De restaurant filialen zijn allemaal van dezelfde eigenaar en staan ingeschreven in het KvK-register als nevenvestigingen van de centrale keuken. In dit geval is een erkenning voor de centrale keuken niet nodig, omdat het interne leveringen betreft (vergelijkbaar met leveringen aan de eigen marktkramen van voorbeeld 13). De mate van landelijke verspreiding is niet relevant, want heel Nederland telt als ‘plaatselijk’.
De centrale keuken levert >30% van haar omzet, of >500 kg per week aan restaurants binnen (of buiten) de eigen formule die een eigen KVK-inschrijving hebben (bijvoorbeeld franchisenemers). Deze leveringen worden niet beschouwd als ‘intern’. Aangezien dit aandeel niet als marginaal (>30% of >500 kg) en beperkt (breed assortiment) mag worden gezien, zal de centrale keuken in dit geval alsnog erkend moeten worden.
Een bedrijf produceert voorgebakken pizza’s voor het huismerk van 2 supermarkt ketens. Een deel van het assortiment bevat grondstoffen van dierlijke oorsprong, en er wordt meer dan 500 kg per week verwerkt.
Onverwerkte producten van dierlijke oorsprong (OPDO) zoals rauw gehakt, verse zalm, of rauwe stukjes gezouten kip worden gemengd met grondstoffen van plantaardige oorsprong: erkenning nodig.
Verwerkte producten van dierlijke oorsprong (VPDO) zoals salami, gegaard gehakt, gerookte zalm, tonijn uit blik of kaas worden gemengd met grondstoffen van plantaardige oorsprong: geen erkenning nodig.
Zowel de OPDO als de VPDO in de voorbeelden hierboven moeten afkomstig zijn van erkende bedrijven.
Bedrijven die producten van dierlijke oorsprong herverpakken, waarvoor bijlage III van Verordening (EG) 853/2004 eisen stelt, zelfs als deze werkzaamheden niet gepaard gaan met andere handelingen zoals in plakken snijden of snijden, dienen erkend te zijn.
Bedrijven die voedingssupplementen vervaardigen die als producten van dierlijke oorsprong worden beschouwd omdat er eisen zijn vastgelegd in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 (bijvoorbeeld afvullen of herverpakken van capsules met visolie) dienen erkend te zijn.
bereiden en leveren aan diverse detailhandelszaken in heel Nederland:
Minder dan 500 kg en minder dan 30% van de omzet van de boerenkaasproductie: geen erkenningsplicht.
Meer dan 500 kg. Erkenningsplicht.
Minder dan 500 kg en meer dan 30% van de omzet van de boerenkaasproductie: erkenningsplicht.
Alle producten van dierlijke oorsprong worden direct geleverd aan eindgebruikers (consumenten), dus geen erkenningsplicht.
Een bakkerij gebruikt verse eieren die ze zelf breken voor de vervaardiging van cakes en eierkoeken. Een deel van de productie wordt via een eigen winkel verkocht, en de rest gaat naar andere detailhandelaren.
Minder dan 150 kg verwerkte eieren per week: geen erkenningsplicht.
Minder dan 500 kg eieren per week en minder dan 30% van de omzet naar andere detailhandelaren: geen erkenningsplicht.
Meer dan 500 kg, of minder dan 500 kg en meer dan 30% van de omzet: erkenningsplicht.
Als dezelfde bakkerij gepasteuriseerde vloeibare ei gebruikt (extern ingekocht), dan is geen erkenning nodig, want dit is een verwerkt product van dierlijke oorsprong.